Non-concurrentiebeding #2
Een werknemer werd, 2,5 jaar (!) na zijn uitdiensttreding, nog aangesproken op zijn activiteiten. Terwijl hij feitelijk in de jaren daarvoor op prettige manier met zijn voormalig werkgever op diverse projecten had samengewerkt.
Het handelde om een non-concurrentiebeding bij een bedrijf dat zich bezighoudt met specifieke werkzaamheden bij sportevenementen. De werknemer had in het verleden voornamelijk andere werkzaamheden bij het bedrijf uitgevoerd en was reeds geruime tijd uit dienst en vanuit zijn eigen bedrijf bezig met begeleiden van en adviseren bij sportevenementen. Daarbij kwam hij ook in contact met het bedrijf van zijn oud-werkgever, maar ook met andere bedrijven die dezelfde activiteiten uitvoeren. Cliënt was daarbij afhankelijk van de keuze die de organisatoren maakten.
Op het moment dat de oud-werkgever misgreep bij een groot evenement, omdat de organisatie de opdracht gunde aan een mede-sponsor van het evenement, werd via de cliënt getracht daar druk op te zetten en alsnog een voet tussen de deur te krijgen. Het non-concurrentiebeding in de overeenkomst met een duur van 3 jaar werd daarvoor in de visie van cliënt misbruikt.
Uiteindelijk leidde dit, ondanks pogingen om in een eerder stadium te kwestie duidelijk te maken en te regelen, tot een procedure bij de kort geding rechter. Die stelde cliënt op alle punten in het gelijk. Van schending van het beding was geen sprake en hetgeen hem verder verweten werd, was niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast werd het beding voor de resterende duur geschorst. Doorslaggevend was de veel betere dossierkennis, die het gevolg was van het ook op kritische wijze vragen van alle informatie aan de eigen cliënt. Hij kon gelukkig kort daarna al zijn energie richten op enkele grote evenementen die allen succesvol waren.